Het wordt gezien als de bakermat van de drafsport: de kortebaandraverij, die in de zeventiende eeuw ontstaat. Op een recht parcours van maximaal 300 meter draven paarden met hun rijders (pikeurs) op een sulky erachter voor de winst. Vaak zijn deze draverijen begonnen als extraatje tijdens een dorpsfeest, maar inmiddels uitgegroeid tot breed gekoesterde evenementen. Dat geldt zeker voor de Stompwijkse Paardendagen, een begrip in de draf- en rensport én een nog altijd verbindende activiteit in het kleine boerendorp tussen Leiden en Zoetermeer.
‘Wedden dat die van mij harder gaat dan die van jou?’
Boerenpaarden
‘Als je Stompwijk zegt, zeg je Paardendagen’, verklaart Frans Jansen, oud-inwoner en tegenwoordig secretaris van de Bond van Harddraverijverenigingen en -stichtingen. Theo van den Bosch valt hem bij: ‘En dan vooral de kortebaandraverij, de enige in het hele land die nog op gras wordt gereden.’ Hij is voorzitter van Nooit Gedacht, de organisator van de kortebaandraverij in zijn woonplaats Stompwijk. De grasbodem is uniek, want andere kortebaandraverijen worden op zand gereden. Dan wordt er een strook met zand over het wegdek gelegd om de paardenbenen te beschermen. ‘Gras is ook gewoon praktisch voor ons’, licht Frans Jansen toe. ‘Want het valt niet mee om een rechte weg in het dorp te vinden die zo’n 400 meter lang is én die je een dag lang kunt afsluiten. Paarden moeten ook kunnen uitlopen, dus alleen 300 meter voor de wedstrijd is niet genoeg.’
Stompwijk was eeuwenlang beroemd om z’n kaas en boter, en aanverwante agrarische producten als karnemelk en eieren. Frans Jansen: ‘Het was echt een boerendorp, en dat is het eigenlijk nog steeds. Op een bepaald moment zaten hier wel vijftig kaasboeren. Zij ventten allemaal hun waar uit in Den Haag, Delft, Rotterdam en Zoetermeer. Om al die spullen te vervoeren, hadden ze sterke paarden nodig – de basis voor de latere draverij. Want het kortebaandraven begon met boerenpaarden, en met berijders die erop zaten. Wie bezat er nou een sulky? Vaak had een boer wel een kar of soms een koets, om mee naar de kerk te gaan op zondag.’
‘Wedden dat die van mij harder gaat dan die van jou?’, dat is de basis volgens Theo van den Bosch. ‘Dan kwamen de knechten van de markt af, kijken wie ’t eerst thuis was. Hoge heren met de duurste paarden? Dat was niet altijd zo.’ Dergelijke draverijen waren populair, maar de meeste zijn al decennialang verdwenen. Frans Jansen: ‘Maar niet in Stompwijk. De traditie zoals we die nu nog kennen met een kortebaandraverij tijdens de Stompwijkse Paardendagen, is in 1909 begonnen. Toen werd harddraverijvereniging Nooit Gedacht opgericht, de organisator van de eerste draverij op de Meerlaan – dwars door het dorp. Wat Zoetermeer doet, kunnen we in Stompwijk ook – zo dachten de organisatoren.’
De kasteleins waren enthousiast, want zo kwam er wat leven in de brouwerij. De draverijen waren mede zo populair omdat er veel paarden waren. De groenteboer, de bakker, de schillenboer – alle vervoersbedrijven hadden hun eigen paard. Iedereen kon meedoen. Van lieverlee verdwenen de boerenpaarden en kwamen er racepaarden voor in de plaats. Tegenwoordig vinden er jaarlijks nog zo’n vijfentwintig kortebaandraverijen plaats in het land onder toezicht van de Stichting Draf- en Rensport. De kortebaanraces worden alleen in de brede kuststrook van Noord- en Zuid-Holland gehouden, met uitzondering van draverijen in Roden en Bemmel waar van oudsher al paardenmarkten zijn. Zo ontwikkelde een folkloristisch feest zich tot een serieus evenement met serieuze prijzen. Er zijn mensen die hun brood ermee verdienen, vooral de trainers en de rijders. Maar voor de meesten is het hobby.
Afvalrace op gras
Een kortebaandraverij is een afvalwedstrijd. Er wordt meestal gestart met 24 paarden. Zijn er meer aanmeldingen, dan wordt er geloot. Als de deelnemers bekend zijn, gaan er balletjes in de pot en wordt geloot wat de koppels worden. Die draven twee keer tegen elkaar. Dat is meteen ook de kunst: de paarden moeten draven, ze mogen niet in galop. Heeft een van de twee starters dan nog niet gewonnen, dan volgt een derde rit. Zo blijven er twaalf over, en die lopen weer in koppels tegen elkaar tot er nog maar drie over zijn. Dan wordt er nog eentje bij geloot om een viertal te krijgen. Frans Jansen: ‘Vaak is er zo’n 6000 euro prijzengeld per wedstrijd, verdeeld over de eerste vier. Maar ook de nummers vijf en zes krijgen iets en er zijn vaak streekproducten te winnen, zoals kaas, tuigage, ijs en dergelijke. Als je een goede kortebaner hebt, kan dat zeker lucratief zijn.’
De paarden moeten tegen drukte en lawaai kunnen, en ze moeten hun race kunnen repeteren. Ze gaan in vliegende vaart, zo’n 50 kilometer per uur op een relatief kort stuk. Frans Jansen vertelt enthousiast over de races in Stompwijk: ‘Van heinde en verre komen er rijders en paarden. Prachtig zo op het gras, dan voel je ze voorbij denderen. Dan komen de wormen omhoog!’
Een belangrijk onderdeel van de aantrekkingskracht is het wedden op de paarden, legt Frans Jansen uit. ‘Het wedden hoort er helemaal bij. Je moet nooit “gokken” zeggen, want als je dat doet dan kies je een lievelingsgetal of je geboortedatum. Maar met wedden breng je je kennis in, en dat is nu juist het leuke ervan. Mensen zijn bij elkaar aan het vissen en wisselen informatie uit. “Heeft die en die niet onlangs gewonnen?” – de zogenaamde stalgeruchten. De Stichting Draf- en Rensport ziet erop toe dat de wedstrijd volgens strenge reglementen verloopt. Heb je veel verdiend als kortebaanpaard, dan loop je 5 meter extra. Zo houden we het wedstrijdverloop spannend.’
Jong geleerd
De kortebaandraverij in Stompwijk is het sluitstuk van de jaarlijkse Paardendagen. De basis en de bijbehorende kermis dateren uit 1909, maar worden wel steeds aan de eisen van de tijd aangepast, legt Theo van den Bosch uit. ‘Het is begonnen met één dag draverij en werd uitgebreid met een concours hippique, dus met een springwedstrijd, en met ringrijden. Ook de kinderspelen veranderden. Een spel als “katknuppelen” wordt nu niet meer gedaan. Dat was een ton waar een kat in zat. De kastelein gaf geld voor wie de kat er uit wist te laten slingeren…’
Frans Jansen verhaalt over de veranderingen. ‘Als kind deed ik altijd mee. In de jaren vijftig en zestig was dit hét zomerevenement, bijna niemand ging op vakantie. Je was gewoon thuis. Leerkrachten organiseerden die spelletjes – dat is nu niet meer zo. Daar kwam wel iets nieuws voor in de plaats, de ponyrennen sinds 1969. Dat is ook een afvalrace. Kinderen van zo’n vijf, zes jaar oud op de rug van een pony, of met een karretje als ze willen. Mede door die race is hier een ponyclub ontstaan. We hebben weleens meer dan zestig startende pony’s gehad, nu zijn het er meestal veertig tot vijftig. Kinderen leren zo ook spelenderwijs hoe de kortebaan werkt.’
De organisatie Nooit Gedacht zet voor de Paardendagen niet alleen in op de jeugd, verklaart Theo van den Bosch. ‘We beginnen de week op vrijdagmiddag met “kaarten met de bejaarden” met gratis koffie met appelgebak, gebakken door vrijwilligers. Alle kaarters winnen een prijsje. Bijna alles is gratis, behalve de entree voor de kortebaan. Daarna is er een fanfareoptocht door het dorp, gevolgd door een ringsteekwedstrijd. Op zaterdag de Stompwijkse Landleven Fair en zondags de ponyrennen. Het leeft echt in het hele dorp en we steken er ook veel energie in om iedereen erbij te halen.’
Traditie doorgeven
Dat enthousiasme van het hele dorp is van belang om de Paardendagen te kunnen blijven organiseren. ‘Als bestuur zijn we er het hele jaar mee bezig’, aldus Theo van den Bosch. ‘Vergunningen aanvragen, EHBO en verkeersregelaars zoeken. Dames bereid vinden die manden met bloemen willen maken die als versiering langs de baan staan. We hebben een draaiboek van 84 pagina’s dik, met daarin alle veiligheidsplannen omschreven.’ Tien dagen van tevoren moet het meeste werk verzet worden, zoals het opzetten van de tribune – een pronkstuk dat al zeventig jaar meegaat. Er komen zo’n vijftig tot zestig vrijwilligers zeker een week lang iedere avond helpen om alles op te bouwen. ‘Als je je afvraagt hoe je een traditie moet doorgeven, dan is dit een hele goede manier – met z’n allen’, concludeert Frans Jansen.
Angst voor het verlies van de traditie hebben de twee mannen dan ook niet. ‘Misschien als het land niet meer gebruikt mag worden’, suggereert Theo van den Bosch. ‘Het gaat nu van vader op zoon, maar we kunnen niet in de toekomst kijken. Ook woningbouw is een gevaar, want er wordt hier steeds meer van de polders afgesnoept.’ Dierenwelzijn zien ze niet als een struikelblok. ‘Keurmeesters houden het hele proces in de gaten en er is (verplicht) een dierenarts aanwezig. De startprocedure is in de loop van de tijd wel veranderd. Vroeger gingen paarden in draf naar achter, en maakten dan een draai voor de “lange” baan. Maar dat ging niet altijd soepel. Nu stappen ze in het startvak en pas als ze recht vooruit staan kunnen ze weg – bijna vanuit stilstand dus. Een paard mag ook pas starten als het vier jaar oud is en moet stoppen met vijftien jaar. De liefde en zorg voor de paarden zit er vanouds in, waarom zou je ze iets laten doen wat slecht voor ze is?’
De kortebaandraverij van Stompwijk is de eerste korte baan die het predicaat immaterieel erfgoed ontving, in 2013. ‘Dat hebben we groots gevierd’, aldus Frans Jansen. ‘Dit is iets, dat zit in de harten van de Stompwijkers. Dat gaat niet zomaar, je moet ook zorgen voor continuïteit, en verbreding aan de basis. Maar dat lukt hier wel, je krijgt het van huis uit mee. Als kind naar de kermis en de kinderspelen, als jongere naar de disco, als volwassene meehelpen in de organisatie en als bejaarde aan het kaarten. En allemaal naar de draverij natuurlijk.’
Nieuwsgierig geworden? Voor meer informatie en terugblikken op eerdere edities zie www.stompwijksepaardendagen.nl.
0 reacties