Wervelend en kleurrijk zijn ze, de Afro-Surinaamse vrouwen gekleed in zogenoemde koto’s. Maar dat is niet het complete verhaal. Vrouwen dragen de koto’s niet zomaar. Ze dragen ze bij speciale gelegenheden zoals een feest, omdat er iemand geslaagd is of juist bij rouw. Ook de angisa’s, de gevouwen en gesteven hoofddoeken, zijn meer dan alleen maar ‘mooi’. Symbolen, vouwtechnieken en patronen vertellen aanvullende verhalen van een gemeenschap en haar geschiedenis.
Trots
‘Koto’s stralen trots en respect voor de eigen cultuur en geschiedenis uit’, zo vat Ella Broek het samen. Zij is een van de drie oprichters van Tailors and Wearers, een stichting die zich inzet voor het behoud van kennis over deze klederdracht. De drie deskundigen doen dit elk vanuit hun eigen invalshoek. Ella Broek is antropoloog en kostuummaker, Jane Stjeward-Schubert is hoedenmaker en koto-expert, en Michelle Piergoelam is kunstfotograaf. Samen zetten zij zich in voor meer bewustwording over de kledingstijl van de kotomisi.
Een kotomisi is een vrouw gekleed in Afro-Surinaamse klederdracht. ‘Koto’ is de naam voor het gehele kledingstuk met de rok en het jasje, en ‘misi’ staat voor vrouw. De ‘angisa’, de hoofddoek, is een essentieel onderdeel van de koto. De vouwtechniek van de angisa is typisch Surinaams, net als het stijven van de stof. Door die combinatie kan de angisa veel verschillende vormen aannemen. ‘De koto en angisa zijn echt vrouwenklederdracht’, legt Jane Stjeward-Schubert uit. ‘Mannen kunnen wel iets met dezelfde stof aantrekken of zich ernaar kleden, maar dat is niet gangbaar. Je hebt wel de schouderdoek, zoals marrons die dragen. De traditie van de koto gaat terug naar het einde van de negentiende eeuw, dus na de afschaffing van de slavernij. De grote rok was er al langer. Na de opheffing van de slavernij werd in 1874 een wet ingevoerd die stelde dat vrouwen hun bovenlichaam moesten bedekken. Dat zorgde voor de ontwikkeling van de koto en angisa zoals we die nu kennen.’
‘Deze specifieke klederdracht heeft zich dus ontwikkeld in de koloniale periode, niet per se in de slavernijtijd’, benadrukt Ella Broek. ‘Het is een zekere codetaal, want je kunt er trots mee laten zien of juist protest, passie of woede. Maar het is niet zo dat dit soort angisa’s gebruikt werden door slaafgemaakten om elkaar van zaken op de hoogte te houden.’
‘Je kunt er trots mee laten zien of juist protest, passie of woede’
Verliefd op de koto
Als antropoloog kreeg Ella Broek de vraag om voor het Museum voor Wereldculturen onderzoek te doen naar de koto. ‘Zo kwam ik in contact met Jane Stjeward-Schubert, die zich al jarenlang verdiepte in deze klederdracht. We interviewden 40 kotomisi uit Rotterdam om hun kennis en ervaring op te tekenen. En dat is van groot belang, want die informatie stond nog nergens opgeschreven. Die werd enkel mondeling overgedragen binnen de Afro-Surinaamse cultuur.’ Het onderzoek resulteerde in Goma Weri (Sranan voor ‘gesteven dracht’), een prachtig boek met foto’s van vrouwen in klederdracht maar ook met fysieke patronen. Daarin staan de techniek én de beleving centraal, het materiële én het immateriële erfgoed. ‘De foto’s zijn van mijn hand’, vertelt Michelle Piergoelam, ‘maar het project is van ons allemaal.’
De liefde voor de koto was voor Jane Stjeward-Schubert lange tijd niet vanzelfsprekend. ‘Als 16-jarige kwam ik uit Suriname naar Nederland. Mijn moeder naaide wel veel kleding, maar eigenlijk nooit klederdracht. Ze was gericht op Nederland. Dat was toen het paradijs, vanuit Suriname gezien. Je moest naar school, leren en werken – daar lag onze toekomst. Maar toen was ik ergens in de 30 en werd mij gevraagd wat ik het mooist vond aan de Surinaamse cultuur. Daar schrok ik van, want dat wist ik helemaal niet. Ik had er geen enkel idee van. Toen ben ik informatie gaan opzoeken en kwam die klederdracht voorbij. Ik ontdekte dat er modeshows waren waar koto’s een grote rol speelden. Dat sprak mij enorm aan, maar ik had zoiets nooit van huis uit geleerd.’
Jane Stjeward-Schubert is er de vrouw niet naar om het daarbij te laten zitten. ‘Toen ben ik twee zomers achter elkaar in de vakantie naar Suriname gegaan om alles te leren. ’s Morgens ging ik op pad met een tas vol met lekkers. Zo werd ik bij allerlei mensen uitgenodigd en leerde ik steeds meer. Ik besefte dat angisa vouwen een ware kunst is. Eenmaal weer in Nederland ontwikkelde ik mijn eigen vouwtechnieken en droeg ik jarenlang die oude en nieuwe technieken over aan wie maar wilde. Niet strak georganiseerd met een stichting, maar gewoon als er ergens een zaaltje was dat we konden gebruiken. Nu ben ik verliefd op de koto, het is zo’n sierlijke klederdracht. Maar soms zie ik op feestjes vrouwen met een prachtige koto, waar ze dan geen of de verkeerde angisa bij dragen. Dat wil ik dan graag rechtzetten opdat de kennis daarover niet verloren gaat.’
Vouwtechnieken
De betekenis van een koto of angisa begint al bij de keuze van de stof. Jane Stjeward-Schubert: ‘Bij verschillende feestelijke gelegenheden hoort een bepaald soort bedrukking van de stof: kleine motieven met zachte kleuren of juist grote felgekleurde Afrikaanse motieven. Aan het motief zie je soms al waar de stoffen vandaan komen. Stof met ruiten hoort bij de marrongemeenschap, batik juist meer bij de Indische traditie. Dat is in Suriname niet zo vreemd, daar zijn veel culturen geïntegreerd.’
Naast de uiterlijke kenmerken telt vaak ook het persoonlijke verhaal mee. ‘Ik draag nu bijvoorbeeld een koto van mijn schoonmoeder. Zij is in 1994 overleden. Dat ik deze nu mag dragen, geeft extra waarde aan de koto. Die leen ik niet zomaar uit. Alleen mijn dochter mag ’m aan. Zo heb ik heel wat erfstukken en koto’s waar een verhaal aan vastzit. Koto’s zijn niet alleen maar kledingstukken, ze dragen een unieke persoonlijke geschiedenis met zich mee.’
Bij de koto hoort een angisa. Die vouw je niet zomaar, legt Jane Stjeward-Schubert uit. ‘Je vouwt altijd met een vierkante doek, vaak van 90 bij 90 centimeter. Die vouw je eerst tot een driehoek. Alles moet heel netjes gevouwen worden en daarbij let je ook het patroon. Symbolen moeten goed zichtbaar zijn en als er letters op staan, wil je dat de tekst te lezen is.’ Voor het herdenkingsjaar slavernijverleden in 2023 bracht Tailors and Wearers een speciale angisadoek uit. Aan de hand van gesprekken over hoe die geschiedenis in het heden voortleeft, zijn de verschillende elementen gekozen. ‘Naast het jaartal 1873 zie je in het midden twee kleuren blauw’, laat Jane Stjeward-Schubert zien. ‘Het donkere blauw staat voor de Atlantische Oceaan, het water waarover veel Surinamers zijn gereisd. En het lichtblauw staat voor water om te drinken en om ons te reinigen.’
Kennis doorgeven
Het doorgeven van dit levend erfgoed gaat niet alleen via de geijkte kanalen, zoals literatuur en museumcollecties, verduidelijkt Ella Broek: ‘Musea hebben maar enkele losse stukken. Dat is niet eens zozeer uit desinteresse, maar gewoonweg omdat het geen museale objecten zijn. De meeste mensen hechten aan hun koto en willen dit erfgoed zelf houden, voor hun kinderen.’ In het verleden werden die enkele stukken soms ook nog slecht tentoongesteld, merkt Jane Stjeward-Schubert op. ‘Dan werden ze gewoon zomaar om een paspop gehangen. Maar de koto begint met de speciale gesteven onderkleding, dat moet je wel weten en kunnen toepassen. Als je het laat zien, moet het goed getoond worden. Als ik een Zeeuws meisje moet kleden, dan heb ik ook extra informatie nodig: hoe moeten de oorijzers, hoe zet ik de kap op?’
Tailors and Wearers werkt vanaf 2021 als stichting vanuit een lokaal in het pand De Hillevliet in Rotterdam, in de wijk Feijenoord. Ella Broek: ‘We verzamelen en delen kennis door het organiseren van bijeenkomsten, evenementen en presentaties. Ook maken we educatief materiaal, fungeren we als kennisplatform en verzorgen we workshops. We geven een basiscursus voor beginners en een masterclass. Die duurt 12 weken. Dan leren de cursisten alle soorten oudere modellen te maken en als slotstuk maken ze een persoonlijke angisa. Er is veel interesse voor de workshops, ook van witte vrouwen. Het stijven en vouwen van de angisa is echt een ambacht dat de mensen hier kunnen leren. Die interesse komt voort uit nieuwsgierigheid naar de cultuur. Sowieso is er een grote zoektocht in onze generatie naar herkomst en identiteit. Klederdracht is ook een manier om die verbinding te maken. Sommigen dragen daarom graag ouderwetse klederdracht, die soms nog van moeders of oma’s is geweest. En anderen geven er juist een moderne draai aan.’
De stichting biedt ook plek aan stagiairs, zoals nu aan Chévany Kartodimedjo, voor wie de koto nog redelijk nieuw is. ‘Ik ben eigenlijk niet opgegroeid met de Surinaamse cultuur. Ik ben 20 jaar en nog maar twee keer in Suriname geweest. Bij mijn opleiding Fashion Tailor zie je veel van wat de norm is, en die is vaak westers. Maar docenten vertelden mij over de Surinaamse cultuur en voor mijn stage werd ik naar Tailors and Wearers verwezen. Toen dacht ik echt: “Wow, wat een mooi initiatief.” Dat past echt bij mij. Ik heb hier eerst veel onderzoek gedaan. Daarna ben ik gaan experimenteren om te kijken hoe ik die kennis kan toepassen in mijn eigen ontwerpen. Ik ontwerp nu een koto voor een theatervoorstelling. Dat is een co-productie met Theater Rotterdam, op initiatief en naar concept van Tailors and Wearers. Als uitgangspunt voor mijn koto gebruik ik de kankantrie, een kapokboom die als heilig wordt beschouwd. Hoe zou een koto geïnspireerd op die woudreus eruitzien? Ik maak daarom een koto met veel volume en veel plooien, zoals de wortels van de boom. En de stof die ik gebruik is “kankantrie-stof”, met het motief van de bladeren en vruchten van de boom.’
‘Dit project past perfect bij ons. We werken het liefst met partners samen, zoals nu met Theater Rotterdam’, vult Ella Broek aan. ‘We proberen onze activiteiten vaak in evenementen te gieten: er is eten, er is muziek en er komen kotomisi’s. Want zo kan de klederdracht werkelijk gebruikt worden zoals ‘ie bedoeld is.’
Voor meer informatie: www.tailorsandwearers.com. Wie zich abonneert op de nieuwsbrief van Tailors and Wearers blijft op de hoogte van alle activiteiten en workshops
0 reacties