Pal aan rijksweg A20 met de bebouwing van Maasland en Vlaardingen rondom is Eendenkooi Het Aalkeetbuiten een opvallend lieflijk en rustig natuurgebiedje. En dat is precies de bedoeling. Het is er zo stil en vredig dat eenden er graag naartoe komen – klaar om in één van de vangpijpen gelokt te worden. Tegenwoordig om geringd en geteld te worden, maar eeuwenlang om in de pan te belanden.
‘Het is een sneaky en gemeen natuurgebiedje’
Eendenjacht
‘Een eendenkooi is geen kooi zoals in de dierentuin, maar het is een sneaky en gemeen natuurgebiedje.’, legt boswachter Gerard van Winden uit. Hij is kooiker en beheert namens Natuurmonumenten onder meer de twee historische eendenkooien in Midden-Delfland: Het Aalkeetbuiten en Schipluiden. ‘Een eendenkooi biedt een beschutte plek in een dicht bos met een plas water en wat grasveldjes, door een rieten omheining afgeschermd van de buitenwereld. Eenden voelen zich er veilig, maar dat is maar schijn. De plas en de kooi zijn opgezet als jachtmiddel, ooit aangelegd om eenden te vangen voor consumptie. Als kooiker heb ik dan ook een jachtvergunning nodig om de eenden te mogen vangen.’
De eendenkooi is echt een Nederlands fenomeen volgens Jeannemieke Hectors. Zij is vrijwilliger bij Natuurmonumenten en houdt zich onder meer bezig met het vastleggen van de geschiedenis van de eendenkooi. ‘Er zijn ook wel wat eendenkooien in België en Frankrijk geweest, maar alleen hier was kooiker een volwaardig ambacht. Nederland lag rond 1600 vol met eendenkooien, toen waren er de meeste. Van zo’n duizend weten we het zeker, maar waarschijnlijk waren het er nog veel meer. Voor kooikers vroeger was het gewoonweg hun onderneming – zij verdienden hun geld met het vangen en verkopen van eenden. Zij woonden van oudsher bij de kooi, in het kooikershuisje.’
‘Toen de eendenpopulatie terugliep, werd de opbrengst van de vangst minder en verdwenen de meeste kooien – en daarmee ook het ambacht van kooiker. Van de ruim duizend kooien die ooit in gebruik waren, zijn er in Nederland nu nog 109 over. Daarvan wordt in nog maar zo’n 20 tot 25 ook werkelijk gevangen, onder meer in Schipluiden. Dat is vermoedelijk de oudste nog functionerende eendenkooi van het land. De andere eendenkooien, zoals hier Het Aalkeetbuiten, worden onderhouden voor educatieve doeleinden en om het erfgoed te behouden.’
Lokeenden
Jagen op eenden voor consumptie is niet meer aan de orde, maar er worden dus nog wel eenden gevangen. Op precies dezelfde ingenieuze manier als waarop dit al honderden jaren gebeurt. Gerard van Winden vertelt hoe hij als kooiker te werk gaat. ‘Ten eerste heb je een goede plek nodig. Rondom de plas staan rietschermen, daarachter weer bomen die voor beschutting zorgen. Daardoor is het overdag een stille plek. Dat zoeken eenden, want het zijn nachtdieren. Overdag dobberen ze een beetje op het water en rusten ze uit. Pas als het gaat schemeren, gaan ze jagen – dan komen ze in beweging.’
Een kooiker is het hele jaar door bezig met de kooi: eenden lokken in het voorjaar, vangseizoen in de herfst en onderhoud in de winter. ‘In het voorjaar plaatsen we eendenkorven op de plas, zodat eenden een veilige plek hebben om te broeden. De eenden die daarop afkomen, zijn de lokvogels voor de overwinteraars. In Schipluiden heb ik zo’n 80 makke eenden, de staleenden. De overwinteraars zien een plas water, ze zien dat er al eenden zijn en gaan ervan uit dat het betrouwbaar is. En als er dan ook nog gevoerd blijkt te worden… denken ze op de juiste plek te zijn.’
‘Het spel is daarmee al begonnen, want ik voer niet zomaar aan de rand van het water’, zegt Gerard van Winden. ‘Vanuit de plas lopen vijf geulen naar buiten, steeds met een kleine kromming. Dat zijn vangpijpen die aan het eind almaar smaller worden. Langs deze vangpijpen staan ook schermen opgesteld, maar dan dakpansgewijs. Als je achter zo’n scherm staat ben je onzichtbaar voor de eenden op de plas. In augustus beginnen de voorbereidingen voor het vangseizoen. Tegen de schemering ga ik voeren. Ik blijf dan achter de schermen en probeer de eenden steeds iets verder de vangpijp in te krijgen. Eenden zijn van nature nieuwsgierig, dus die durven wel.’
De pijp uit
‘Vanaf oktober komen de eerste overwinteraars. Om dat te kunnen controleren zitten er overal kleine stokjes in de rieten schermen waar je net overheen kunt kijken. Daardoor kan ik de eenden bespioneren en schrikken ze niet van mij, want anders zijn ze zo weg. Ook dan ga ik voeren vanachter de schermen, steeds een klein stukje verder. Dat lukt niet zomaar, want wilde eenden laten zich niet zo makkelijk lokken. Dan is het kooikershondje aan de beurt: “Duckie”, maar hij luistert beter naar “Psst”. Hij mag een stukje langs de oever van de vangpijp lopen, dus door de opening in het scherm en bij de volgende opening weer achter het scherm. Dan loopt ’ie vooral mooi te wezen met zijn pluimstaart. De eenden zijn nieuwsgierig, dus die komen dichterbij. Zo doen vossen en bunzingen dat ook; die gaan liggen en een beetje met hun staart zwaaien om prooien dichterbij te lokken. Dat geeft mij de mogelijkheid om weer een scherm op te schuiven en daar te voeren. En Duckie doet zijn trucje bij het volgende scherm. Dat doet hij allemaal op handgebaren, want het moet doodstil blijven.’
‘Dit ritueel herhaalt zich langs zo’n tien schermen, waarmee de eenden geleidelijk aan worden weggelokt van de plas. Zijn ze ver genoeg, dan mag de hond helemaal naar het eind doorlopen en daar de aandacht trekken. Als kooiker loop ik dan terug naar het begin van de vangpijp en laat ik de eenden schrikken. In paniek willen ze weg. Ze durven niet terug, want daar sta ik. Door de kromming in het water zien ze ook de grote plas niet meer. En daardoor lijkt het erop dat aan het eind van de vangpijp de veiligste vlieg- en vluchtroute is – want daar is licht tussen de bomen. Niet toevallig, want dat houden we bewust vrij. Maar omdat er netten over de vangpijp gespannen zijn, kunnen ze eigenlijk alleen maar vooruit – en niet omhoog. Dat is heel geniepig, want zo vluchten ze rechtstreeks het vanghok in. Van achter de schermen kan ik met een touwtje dat hok sluiten.’
‘De eenden op de grote plas horen het kabaal wel, maar doordat de geul rondloopt kunnen ze niet in de vangpijp kijken. Ze weten dus niet wat daar gebeurt en daarom kan ik het hele proces diezelfde avond en de avonden erna nog herhalen. De eenden die er wel heen zijn gegaan, tja die zijn “het hoekie om” en “de pijp uitgegaan”. Eeuwenoude uitdrukkingen die dus hiervandaan komen.’
Is er dan helemaal niets veranderd?
‘Natuurlijk wel’, stelt Gerard van Winden. ‘Vroeger draaide de kooiker meteen de nek om van de gevangen eenden en dan belandden ze in de zogenoemde spartelmand. Ik neem ze nu mee naar binnen om ze te wegen, te meten en te ringen. Hun gegevens gaan naar het vogeltrekstation, maar de eenden zijn vrij om weer te gaan. Dat klinkt trouwens eenvoudiger dan het is, want niet iedereen mag zomaar ringen. Je loopt stage bij een ervaren ringer en je bent zo twee jaar verder voordat je een ringvergunning hebt. En dat is logisch, want je moet ook wel weten wat je doet. We willen de vogels bestuderen en kunnen volgen, maar ze mogen er natuurlijk geen schade van ondervinden.’
‘Ook het type eend is veranderd. Toen ik ruim 20 jaar geleden met dit werk begon, ving ik nog talingen – maar die zie je nu nog maar zelden. Op andere plekken worden ook wel tafeleenden gevangen, hier in de regio zijn het vooral wilde eenden en krakeenden. Het gaat helemaal niet zo goed met de eenden. Onder ideale omstandigheden kunnen ze 15 tot 20 jaar oud worden, maar uit ringonderzoek blijkt dat ze gemiddeld 4 jaar worden. Vroeger waren er talloze natte, waterrijke poldertjes. Nu komen de eenden in de verdrukking tussen de steden, de wegen en alles wat we overal bouwen. Hollandse eenden kijken niet meer op van een snelweg, die zijn wel wat drukte gewend. Maar overwinteraars uit Scandinavië en Rusland hebben er meer moeite mee.’
‘Tot slot is ook het onderhoud tegenwoordig anders’, stelt Gerard van Winden. ‘Dat geldt bijvoorbeeld voor materiaalkeuze. De meeste eendenkooien lagen in moerasachtig gebied. Daar groeide volop riet, waar de schermen van werden gemaakt. Nu gebruiken we kant-en-klare rietschermen. Dat gaat langer mee én het scheelt heel veel werk. Vooral dat werk is een heikel punt, want qua kosten is een eendenkooi een relatief duur natuurgebiedje. Er zitten veel manuren in al het onderhoud. Een kooiker doet het tegenwoordig dan ook niet meer alleen, want een eendenkooi levend houden is echt wel een dingetje. Je hebt vrijwilligers nodig die hun ziel en zaligheid erin leggen. In de hele regio hebben we zo’n 320 vrijwilligers, en dat is goud waard. Zonder hen zou het niet kunnen. Ik ben dan wel in dienst bij Natuurmonumenten, maar de eendenkooi is niet mijn enige standplek – ik ben boswachter voor de hele regio.’
Vrijwilligers zijn onmisbaar
De meeste vrijwilligers houden zich bezig met onderhoud van het gebied: snoeien, vangpijpen en rietschermen repareren en vervangen. Maar er zijn ook vrijwilligers die excursies leiden, zoals Jeannemieke Hectors. ‘Geïnteresseerden via Natuurmonumenten, schoolklassen – we ontvangen iedereen graag. Daardoor laten we de mensen hopelijk zien dat zo’n eeuwenoud jachtmiddel het waard is om gekoesterd te worden. Een presentatie geven we ook weleens ergens anders, maar het liefst bij de eendenkooi. Daar zie je het beste wat we bedoelen. En het doet ook iets met je om hier rond te lopen. Dit is toch een eendenkooi die er al vanaf ongeveer 1600 ligt – ruim 400 jaar geleden deden kooikers dit ook al op deze manier.’
Een excursie en een rustige plek voor eenden gaan slecht samen. Daarom biedt Natuurmonumenten regelmatig excursies aan in eendenkooi Het Aalkeetbuiten. De nog werkende eendenkooi Schipluiden behoudt zo zijn rust. Zie voor meer informatie www.natuurmonumenten.nl.
1 reacties
Prachtig verhaal over een bijzonder natuur- en cultuurhistorisch landschapselement. Iets meer aandacht voor de andere natuurwaarden in de kooi zou het geheel completeren.