Eén van de grootste kraakpanden was De Blauwe Aanslag in Den Haag. Het is inmiddels gesloopt, maar via erfgoedinstellingen kunnen we een kijkje nemen.
Woningnood en huisjesmelkerij hebben altijd bestaan, net als het verzet hiertegen. Tijdens de economische crisis van de jaren dertig van de vorige eeuw werden er in een stad als Rotterdam leegstaande huizen bezet, zo schreef Eric Duivenvoorden in zijn boek Een voet tussen de deur over de geschiedenis van de kraakbeweging. Dat gebeurde door mensen, die door de slechte omstandigheden hun huur niet meer konden betalen en daarom werden ontruimd. ‘Van tevoren hebben de bewonerscomités echter al elders in de stad nieuwe woningen voor de uitgezette gezinnen bezet. Door er een stoel, een tafel en een bed in te zetten nam men de woning in gebruik en kon men er niet zomaar uitgegooid worden.’
In onze ogen lijkt dat op kraken, maar deze bezettingen waren vooral individuele acties. De leegstaande panden werden uit pure nood in gebruik genomen, zonder het heersende politieke systeem fundamenteel ter discussie te stellen. Tijdens de wederopbouw gebeurde er iets vergelijkbaars, want vanwege het enorme woningtekort werd er soms stilletjes een leegstand pand in gebruik genomen. Er werden daarbij géén spandoeken aan de gevel gehangen bij of pamfletten verspreid onder de buren – integendeel.
Halverwege de jaren 60 werd dit verzet gepolitiseerd, onder invloed van de maatschappelijke verhoudingen van die tijd. Veel jongeren accepteerden de heersende gezagsverhoudingen niet meer en plaatsten de woningnood in een grotere politieke context van structurele machtsongelijkheid. Zo schreef het Amsterdamse studentenblad Propria Cures in 1964 een verhaal over een leegstand pand, dat de gemeente bewust liet verkrotten, ondanks de enorme woningnood onder studenten. De redactie voegde daar een oproep aan toe voor een bezetting, wat kort daarna ook elders in Amsterdam gebeurde met leegstaande panden. Eind jaren zestig werd hiervoor het woord kraken bedacht, met in 1969 de oprichting van Woningburo De Kraker. De strijd tegen de woningnood was zo definitief veranderd van een individuele zaak naar breed politiek verzet.
Door er een stoel in te zetten nam men een woning in gebruik.
Buiten Amsterdam
Het zwaartepunt van de kraakbeweging heeft sindsdien altijd in Amsterdam gelegen, vooral in de media. Dat beeld klopt niet helemaal, omdat deze beweging overal in Nederland zichtbaar was – óók in Zuid-Holland.
De eerste grote acties in deze provincie was op 5 mei 1970 tijdens de zogenaamde Nationale Kraakdag – heel bewust exact een kwarteeuw na de bevrijding. Dat er sprake was van een brede maatschappelijk context zien we bij de deelnemende organisaties, zoals de feministische Dolle Mina’s, de politieke Kabouters, de Socialistische Jeugd, geagiteerde studentenorganisaties, maatschappijkritiese kunstenaars en jongerenorganisaties voor homoseksualiteit. ‘Politie en leger zijn op hun hoede,’ schreef Het Vrije Volk tijdens de voorbereidingen.
Er vielen die dag tientallen gewonden bij vele gevechten tussen politie en actievoerders, vooral in Amsterdam. In Den Haag werden over twee dagen verspreid dertien arrestaties verricht. Bij het Gemeentemuseum vielen enkele gewonden bij een treffen tussen de politie en actievoerders. In Rotterdam werd een flat gekraakt en gebarricadeerd, maar deze actie was snel weer voorbij. Misschien kwam dat wel, omdat de stad toen iets anders aan zijn hoofd had. Precies in diezelfde week won Feyenoord namelijk de Europa Cup 1, waarna op de Coolsingel het grootste naoorlogse volksfeest werd gevierd met zo’n 200.000 dansende supporters.
Blauwe Aanslag
Duivenvoorden schreef in zijn standaardwerk over de kraakbeweging dat er in de jaren 70 steeds vaker grote panden in bezit werden genomen, die zowel voor wonen als werk dienden. Die zogenaamde woonwerkpanden waren het lokale centrum van de alternatieve cultuur, waar grote groepen mensen permanent met elkaar in contact stonden. Met eigen drukkerijen, tijdschriften, boekwinkels, concerthallen en soms zelfs radiozenders waren ze in staat hun ideologische boodschappen te verspreiden. ‘Ook buiten Amsterdam bloeit de subcultuur op,’ schreef Duivenvoorden. ‘Elke grotere stad met een eigen kraakgemeenschap kent wel een groot woonwerkpand dat uitgroeit tot het centrum van de plaatselijke scene.’
In Den Haag kreeg De Blauwe Aanslag aan het Buitenom die functie, het voormalige onderkomen van de Belastingdienst. Het eerste deel werd in 1886 opgeleverd – de oudbouw. In 1938 werd dat uitgebreid met een nieuw deel – de nieuwbouw. De Belastingdienst verliet dit onderkomen in 1978, waarmee er precies in de begintijd van de woonwerkpanden een gigantisch object leeg kwam te staan. Twee jaar later werd het dan ook gekraakt. De actiegroepen zelf zeiden trouwens dat ze het gebouw op de staat hadden veroverd. De naam van het pand verwees er ook naar, want de meeste mensen kennen de belasting tenslotte vooral via de blauwe enveloppen met daarin een aanslag.
Een jaar na de kraak verscheen een brochure over de Blauwe Aanslag, gemaakt door de bewoners zelf. In 1997 werd er ook nog een prachtig vormgegeven boek over dit pand gepubliceerd, wederom samengesteld door de betrokkenen zelf. Die geven ons een bijzondere kijk in het pand, dat allang niet meer bestaat.
Zo wordt duidelijk dat de voorbereidingen voor deze kraak maanden hadden geduurd, waarbij een aantal bewoners uit de Schilderswijk samenwerkte met onder meer buurtorganisaties, jongerenwerk en het Komitee Jongeren Huisvesting. ‘Er werden meer mensen gezocht die in het pand wilden gaan wonen en de eerste ideeën werden ontwikkeld voor de wijze van gebruik en funktie van het pand. Vast stond, dat het een tweeledige funktie moest gaan krijgen: enerzijds kleinschalige aktiviteiten (werkplaatsen, winkeltjes) en welzijnsvoorzieningen, anderzijds de bewoning.’
De betrokkenen probeerden dat in het grootste geheim te doen, maar toch gingen er al de nodige geruchten over een spectaculaire actie. ‘Overal in de stad hoorde je er mensen over praten.’ De overheid moet flarden hebben opgevangen, want de ramen van het voormalige Belastingpand werden nog even snel dicht getimmerd. Het complex werd afgeschermd met prikkeldraad. Bij een eerste kraak arresteerde de politie twee mensen, die meende dat ze hiermee erger hadden voorkomen. Dat bleek een misrekening.
Op 13 december 1980 verzamelden ongeveer 150 mensen zich in de Bartholomeuskerk aan de Prinsengracht. ‘In optocht trokken we via de Brouwersgracht en het Buitenom naar het dichtgemetselde belastingkantoor,‘ schreef één van deelnemers in 1997. ‘Daar bleef de menigte voor het pand staan, terwijl we met zijn tienen naar binnen gingen. Jezus, wat een pand.’ Het was groot, maar desolaat. ‘Een dichtgetimmerd, vochtig, van binnen gesloopt, kortom een zwaar verwaarloosd gebouw, is hetgeen wij aantroffen.’
Dit complex was zelfs zo groot dat de bewoners in die eerste dagen regelmatig verdwaalden. ‘Daarom pikte ik de volgende dag een kamer uit op de eerste etage van de oudbouw, vlak naast de trappenhuis. Die was immers makkelijk terug te vinden als ik terugkwam van de huiskamer.’
Het was heel koud en het tochtte afschuwelijk
Improvisaties
In de eerste maanden was het vooral improviseren voor de twaalf bewoners, die een stek hadden gevonden in de Blauwe Aanslag. De gemeente en het energiebedrijf hebben jarenlang geweigerd om gas te leveren. Water kregen de bewoners van de buren. Alle wastafels, wc’s en stortbakken waren kapot geslagen. ‘Het was heel koud en het tochtte afschuwelijk.’
De situatie was soms ronduit gevaarlijk, aldus een ooggetuigenverslag uit 1997. Een gehuurde generator zorgde in de eerste vier maanden voor de stroomvoorziening. ‘Iedere avond waren er weer nieuwe lichtpunten aangesloten. Gelukkig hadden we op tijd in de gaten dat er een levens- en brandgevaarlijke situatie aan het ontstaan was. In het pand lag namelijk vele honderden meters telefoonsnoer her en der verspreid. Het bleek dat de een of andere goochemerd die snoeren aan elkaar liep te knopen om die 220 volt door het pand te verspreiden.’
Eén van de terugkerende problemen was de verwarming, vooral tijdens de koude winters van jaren 80. ’Nooit zal ik het vergeten: alle ruiten bedekt met dikke lagen ijsbloemen, alsof je in een winterpaleis woont. De pakken melk: allemaal pakken ijs. De flessen melk stukgevroren. In de eerste vorstdagen fungeert de koelkast nog als vorstvrije kast, maar beneden de min vier lukt dat niet meer. Overdag bevriest het niet zo gauw, maar ‘s nachts verandert alles. Water is er niet meer. Grote staven ijs steken uit de muur – op een staaf zit een kraantje. Repareren heeft geen nut – eerst moet buiten de dooi zijn ingezet.’
Socialistische supermarkt
De Blauwe Aanslag groeide uit tot één van de grootste alternatieve woon- en werkgemeenschappen van Nederland. De woongroepen zaten vooral op de bovenverdiepingen en in de nieuwbouw. Op de begane grond ontstonden allemaal verschillende bedrijven. Het leek daar wel een socialistische supermarkt, met voor ieder wat wils. Zo kon iemand in de middag beginnen bij de kledingwinkel om iets leuks uit te zoeken voor een gezamenlijke maaltijd in het eetcafé. Meteen daarna was er in de filmzaal een voorstelling. Voor de inhoudelijke verdieping was er een Turks-Koerdische bibliotheek en een linkse boekhandel.
En dan waren er nog concerten, optreden en manifestaties, waarvan tientallen posters worden bewaard door het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, in de collectie van het Staatsarchief. De Poolse punkband Silikon Fest speelde tegen het opkomende fascisme. Een complete maand werd uitgeroepen tot Axie-feestmaand met optredens van nog veel meer punkbands. ‘Neem oordoppen mee,’ werd vooraf gewaarschuwd. En natuurlijk was er altijd actiebereidheid. ‘Als ze een veldslag willen,’ opent één van die posters dreigend, ‘kunnen ze er een krijgen.’ Of: ‘Zeestraat 40 ontruimen? Vergeet het maar!’
Die posters werden weer gedrukt door de eigen drukkerij. Misschien was het wel op de drukpers van Woelrat, die rond 1982 vanuit Boskoop naar de Blauwe Aanslag was verhuisd. ‘De eerste indrukken van het pand waren overweldigend,’ volgens één van de betrokkenen. ‘Een gigantische lege zaal, met overal schotten voor de ramen en waar echt van alles moest gebeuren om er te kunnen wonen. Dat was wel even slikken.’ Ondanks de gedeelde politieke standpunten was er toch sprake van een cultuurschok tussen de nieuwkomers en de al bestaande groep. ‘Een groot deel van de eerste Aanslag-generatie kwam van de sociale academie. Was dat de oorzaak van de vaak eindeloze, verwarrende vergaderingen, waar ik er nog honderden van zou meemaken? Vergaderingen waar werd doorgepraat tot er consensus was, waar soms besluiten genomen werden, die een week later met een andere groep weer terug werden gedraaid? Vaak bleek het gewoon maar iets aanpakken de beste manier om iets van de grond te krijgen.‘
In De Blauwe Aanslag werd het anarchistische tijdschrift De Zwarte gedrukt, dat de onderlinge banden versterkte van de kraakbeweging in de omgeving van Leiden, Den Haag, Boskoop en Gouda. De reikwijdte van het woonwerkpand werd daarmee ook groter. Verder was De Zwarte als spreekbuis van de Haagse regio een tegenhanger van het Amsterdamse actieblad Bluf! Niet dat dit de onderlinge contacten ondermijnde, want zo’n beetje alle inwoners van de Blauwe Aanslag deden in 1984 mee aan de verdediging van Wijers in Amsterdam, toen het grootste kraakcomplex van de stad.
De wethouder werd op een stoel gezet met een felle lichtspot op zijn hoofd
Het einde
In 1983 begonnen de eerste onderhandelingen tussen De Blauwe Aanslag en de gemeente Den Haag om afspraken te maken voor de toekomst. De verantwoordelijke wethouder kwam daarvoor zelf naar het kraakpand toe, waar hij in de kelder werd ontvangen. “Daar werd hij op een stoel gezet met een felle lichtspot op zijn hoofd,” zei toenmalig bewoner Joris Wijsmuller later. Daar sprak niet bepaald een groot vertrouwen uit, maar toch werd in 1986 een overeenkomst getekend, waarin de krakers officieel werden gemachtigd als beheerders van het pand.
Het uiteindelijke doel was om de voorzieningen te legaliseren, maar daar is het niet van gekomen. De gemeenteraad besloot in 1995 dat de Blauwe Aanslag moest worden gesloopt, wat de start was van een jarenlange strijd tot aan de Raad van State toe. In plaats daarvan werd een voormalige HBS aan de Waldeck Pyrmontkade beschikbaar gesteld als vervangend pand, waar de meerderheid van de bewoners en gebruikers mee akkoord ging. De woon- en werkgemeenschap werd daar voortgezet onder de naam de Grote Pyr.
Een minderheid legde zich niet neer bij de verhuizing en bereidde zich voor op de ontruiming. Die volgde op 3 oktober 2003, waarna meteen de sloop van de Blauwe Aanslag begon. Tot verbazing van de betrokkenen gebeurde er daarna tien jaar lang helemaal niets en lag het open terrein braak. Pas in 2014 werd op deze plek een appartementencomplex gebouwd, waarvoor de wethouder werd gevraagd om de eerste steen te leggen. Die wethouder weigerde, want die heette inmiddels Joris Wijsmuller, die zelf nog in de Blauwe Aanslag had gewoond.
Zo was één van de grootste kraakcomplexen verdwenen, die Nederland ooit heeft gehad. Dankzij de archieven hebben we er toch nog een keertje naar binnen kunnen gluren.

3 reacties
Mooi verhaal, beetje treurig ook wel omdat het historische pand gesloopt is. Ik heb er jarenlang met mijn bandje geoefend. Moest op een soort sollicitatie-/ballotagegesprek komen. Ik droeg een punkachtig hempje zonder mouwen met allemaal blote wulpse vrouwen. Daar werd niets met woorden over gezegd, maar de afkeurende blik van de feministische 'intaker' sprak boekdelen. Een wonder dat we de oefenruimte toch mochten gebruiken. Hoewel, het was meer een kerker à la de Bastille: koud, vochtig, beschimmeld en ook gevaarlijk door de in het artikel beschreven stroomvoorziening. Maar alleszins een stukje legendarische Haagse geschiedenis waarvan wij deel hebben mogen uitmaken.
Geweldig, leuk artikel. Ja, ik heb nog een boek van de Woelrat.
Ik heb er nog een paar jaar gewerkt in 1964/1965. Was mijn 1e baantje.