Naar overzicht

Oorlogsherinneringen van een Delftse familie

Carla van der Drift
10 april 2025

In het kader van 80 jaar vrijheid vroegen wij om herinneringen aan de bevrijding of de oorlogsjaren op te schrijven. Carla van der Drift reageerde met het bijzondere familieverhaal van haar vader, ooms, tantes en grootouders, die de oorlogsjaren in Delft van dichtbij meemaakten. In dit verhaal schetst zij hoe de oorlog diepe sporen naliet op een gewone Delftse familie.

De oorlog breekt uit

Het was 1939 en in heel Europa namen de spanningen toe. De herinnering aan de Eerste Wereldoorlog lag nog vers in het geheugen. In Delft, waar industrie en wetenschap hand in hand gingen, roken veel ondernemers onraad. Uit bezorgdheid richtten Delftse industriëlen, waaronder personeel van de Technische Hogeschool, Calvé en de Lijm- en Gelatinefabriek, op 6 maart 1939 de Lucht Afweerdienst Delft (LAD) op. Het doel: bij luchtaanvallen bescherming bieden aan mensen en gebouwen.

Toen op 28 augustus van dat jaar de Nederlandse regering de mobilisatie afkondigde, hoopte men nog op een vreedzame afloop. Nederland hield vast aan zijn neutraliteit, net als in de Eerste Wereldoorlog. Maar de Duitse plannen lieten zich niet tegenhouden door diplomatie. In de vroege ochtend van 10 mei 1940 begon de Duitse aanval op Nederland. De lucht was gevuld met het gedreun van motoren. Vliegvelden Valkenburg, Ockenburg en Ypenburg waren het eerste doel. Vooral Ypenburg, op een steenworp afstand van Delft, kreeg het zwaar te verduren. Duitse parachutisten landden in de weilanden tussen Delft en Den Haag. De A13, nu een drukke verkeersader, werd destijds het strijdtoneel van een onverwacht heftige confrontatie.

Vrijwilligers van de LAD, gewapend met luchtafweergeschut dat vaak nog van de Eerste Wereldoorlog stamde, stelden zich op in de velden en op fabriekspanden. Vanuit daken werd vuur geopend op Duitse vliegtuigen. Het resultaat: een ware ravage. De A13 veranderde in een kerkhof van brandende vliegtuigen. Duitse troepen die landden bij de Porceleyne Fles, de Kabelfabriek en de Lijm- en Gelatinefabriek werden teruggeslagen door een geïmproviseerde tegenaanval vanuit de stad.

Hoewel Nederland na vijf dagen moest capituleren, wist het verzet bij Ypenburg het Duitse plan om Den Haag bliksemsnel in te nemen te dwarsbomen. Het koninklijk huis en de regering konden daardoor ontsnappen naar Engeland. Voor Delft brak een periode aan van bezetting, schaarste — en stil verzet.

Vanwege het geschut van het LAD lagen er neergestorte Duitse vliegtuigen in de weilanden, de A13 zag eruit als een vliegtuigkerkhof.

Familie Van der Drift midden in de strijd

Tussen het luchtafweergeschut en de landende parachutisten bevonden zich ook gewone gezinnen. Antoon van der Drift en zijn neef Leen woonden met hun gezinnen aan de Rotterdamseweg, vlak bij de plekken waar op 10 mei parachutisten neerkwamen. Antoons boerderij op nummer 312 en Leens boerderij 'Landzicht' op nummer 358 lagen plotseling midden in het strijdgebied. Dat was behoorlijk schrikken voor hen. Dat geknal gaf behoorlijke stress en een onveiligheidsgevoel voor de familie maar ook voor de boerderijdieren. 

Familieschema van de drie familietakken; met o.a. Henk, Leen, Antoon, A.J.M van der Drift. De blauwe blokjes komen voor in dit verhaal.

Leens zoon Henk was een jonge soldaat, die op 10 mei meevocht bij Ockenburg. Zijn eenheid heroverde het vliegveld op de Duitsers, maar na het bombardement op Rotterdam gaf Nederland zich over. Henk keerde terug naar Delft, maar de oorlog was nog lang niet voorbij.

Overleven onder de bezetting

A.J.M. van der Drift, een neef van Antoon, had een drukkerij aan de Koornmarkt. Tijdens de oorlog kreeg hij opdrachten van de Rijksfabriekskeuken en drukte hij bonkaarten, wat werk en een zekere bescherming opleverde. Maar zijn zoons Henk en Aad namen een groter risico: zij drukten stiekem illegale bladen, waaronder Toekomst, Trouw en Het Parool. De persen draaiden 's nachts. Het was levensgevaarlijk werk. De hoofdredacteur van Toekomst, pater Commandeur, werd gearresteerd en zat korte tijd vast. De spanning was voortdurend voelbaar.

Gerard, een andere zoon, fietste regelmatig naar boerderij Landzicht om melk te halen bij oom Leen. Zo kwam het voor dat hij in die tijd twee of soms driemaal per week op Landzicht kwam. Oom Leens dochter of vrouw schonken dan in de propere boenhoek de melk in flessen over. In de loop van de oorlog werd dat gevaarlijker. Naast de boerderij verrezen barakken voor Duitse troepen, en in een rentenierswoning ernaast vestigden zich Duitse officieren. Iedere rit voor melk werd een tocht vol risico’s.

Tussen het drukken van bonkaarten door rolden ook Trouw en Het Parool in het geheim van de pers.

Een gezin van twaalf

Antoon en Cor van der Drift woonden met hun twaalf kinderen, en Antoons broer Bernard, aan de Rotterdamseweg 321, een idyllische plek aan de Schie. Op 10 mei 1940 hoorden ze luchtafweergeschut, schotenwisselingen en bominslagen in de buurt. Hun erf lag plots midden in het oorlogsgeweld. Antoon was boer maar daarnaast ook melkboer. Het melk van zijn eigen koeien bracht hij met paard en wagen rond bij klanten. Die dag kon hij zijn vaste route wel vergeten als melkboer. Zijn omgeving en vaste route was compleet veranderd in een oorlogsslagveld.

Soms vielen er een lege brandstoftanks uit een vliegtuig. Zonen van Antoon snelden er met emmers op af om de laatste benzine op te vangen. Toen Duitse soldaten dat zagen, moesten de jongens meelopen om de brandstof af te staan. Onderweg saboteerden ze dit stiekem: door te morsen kwam er veel minder aan.

De twaalf kinderen met hun geboortejaar: Janet (1921), de tweeling Riet en Els (1923), Jan (1924), Wil (1925), Wim (1927), Jos oftewel Fien (1928), Cor (1929), Joop (1930), Agnes (1932), Anton oftewel Ton (1936) en Aad (1938). De jongste zoon Aad  — mijn vader — maakte de oorlog als kind niet bewust mee, maar kreeg later verhalen van de familie te horen. Hoewel boeren iets meer voedsel hadden dan stadsbewoners, bleef het lastig om een gezin met twaalf kinderen te voeden. Antoon hield in het geheim een varken achter. Als het vet genoeg was, werd het snel geslacht in het verduisterde achterhuis, geholpen door slager ‘de Zwarte’. Het vlees werd gerookt of gebraden om het langer te bewaren.

Zoon Cor werkte als keukenhulp in een huis waar Duitsers waren. Hij smokkelde aardappels onder schillen mee naar huis – gevaarlijk, maar noodzakelijk. Dochters Wil, Riet en Els trokken zelfs naar Koekange in Drenthe op de bakfiets om voedsel te halen. De tocht duurde weken; ze sliepen in hooibergen en moesten langs controleposten. Hun broers konden niet mee – jongens boven de 17 liepen het risico om opgepakt en naar Duitsland gestuurd te worden. Dochter Wil ging het meeste op pad van de dochters samen met één van haar zussen. Van de zussen kon Wil met haar charme en sterke karakter de Duitse soldaten het gemakkelijkst om haar vingers winden, dat was wel handig bij zo'n risicovolle reis. Gelukkig is het altijd goed gegaan.

De boerderij van de familie Van der Drift aan de Rotterdamseweg. Bron: Carla van der Drift

Riet zat in het verzet

In de tijd dat Antoon's dochter Riet in het verzet zat, hield ze een pistool verborgen op de boerderij. Hij was daar niet blij mee. Toen er een keer een huiszoeking werd gedaan door Duitse soldaten vanwege een verdenking, vonden ze het wapen gelukkig niet, en ook geen ander belastend materiaal. Antoon heeft daarna het pistool weggedaan uit veiligheidsoverwegingen. Er is weinig bekend over hetgeen Riet in het verzet heeft gedaan, daar werd niet overgepraat vanwege haar geheimhouding, en dat gebeurde ook na de oorlog niet.

Arbeitseinsatz en de vlucht van Jan

Zoon Jan werd op zijn negentiende opgeroepen voor de Arbeitseinsatz, de verplichte tewerkstelling in Duitsland. Vanaf 1942 werden steeds meer Nederlandse mannen tussen ongeveer 18 en 40 jaar opgeroepen om dwangarbeid te verrichten in Duitse fabrieken of op het land. Jan belandde in een machinefabriek bij Stuttgart. In brieven naar huis schreef hij over de zware omstandigheden. Eten was er weinig en slecht. Per dag kregen ze één liter soep en driemaal daags een paar sneetjes brood. Voor de kost moest hij meer betalen dan hij verdiende. Sokken trokken ze niet meer aan, want die waren allang kapot. Tijdens het werk stonden opzichters achter hen, Jan zag hoe het bloed van een paar collega's droop nadat ze waren afgeranseld door de polizei. Ook merkte hij op dat de metalen platen steeds dunner werden: “Er gaat geen staal meer in.” Hij voelde dat het einde van de oorlog naderde en besloot te vluchten. 

Samen met een kameraad sprong hij van een rijdende trein – ondanks het gevaar van gewapende soldaten aan boord. Gelukkig brachten ze het er levend vanaf. Het dichtstbijzijnde land Zwitserland leverde vluchtelingen uit aan Duitsland, daar gingen ze dus niet naar toe. Ze besloten naar Nederland te gaan en reisden met weinig bezit van stad tot stad. Ze zagen onderweg steden als Düsseldorf, Keulen en Aken in puin door bombardementen. In een hotel werden ze verraden, maar de politie liet hen na ondervraging gaan. Uit angst voor herhaling sliepen ze vier nachten buiten, zonder eten of drinken. In Düren werkten ze even in een fabriek. Bij een bombardement zagen ze hoe brandbommen werden afgeworpen in kokers “zo groot dat het net was of er een vliegtuig naar beneden kwam.”

Met een briefje van de werkgever – ze zouden schone kleren van huis ophalen – keerden ze terug naar Nederland. In Delft stond Jan plots voor zijn vader, die net zijn melkronde deed. Jan ging naar zijn ouderlijk huis, maar omdat ze hem daar zouden kunnen zoeken was het daar niet veilig, en is hij ergens ondergedoken. Het bleef gevaarlijk want in 1944 waren er grootschalige razzia's om mannen op te pakken voor werk in Duitsland. Na de oorlog keerde Jan weer heelhuids terug naar de ouderlijke woning.

De Vesting Rotterdamscheweg

Na Dolle Dinsdag (5 september 1944) voelden de Duitsers zich onveiliger. Op 19 september trokken ze zich terug op de Rotterdamseweg en richtten daar een vesting in. Ze confisqueerden 19 herenhuizen, waaronder het huis van prof. Henri George Nolen (nr. 99).

De huizen kregen verschillende functies: op nr. 123 zat de Ortskommandant, op nr. 111 de NSB-politiecommissaris. Andere panden waren in gebruik bij de Kriegsmarine, Feldgendarmerie en de Organisatie Todt. De hele buurt werd zwaar bewaakt en beveiligd met prikkeldraad. Zonder Ausweis kwam je er niet in. Ook melkboer Antoon moest zijn route aanpassen.

V1's bij de Lijm- en Gelatinefabriek

In februari 1945 werd een deel van het terrein van de Lijm- en Gelatinefabriek gebruikt om een V1-lanceerinstallatie te bouwen. Vanaf 3 maart vlogen er bommen richting Londen. Niet elke lancering verliep goed: sommige raketten stortten neer in weilanden of in de Delftse Schie. Later kwam er een tweede lanceerinstallatie bij, maar door de snelle opmars van de geallieerden bliezen de Duitsers uiteindelijk de startbaan zelf op. De boerderij van Antoon lag vlakbij, wat tot grote ongerustheid leidde.

Laatste oorlogsdagen

In de Cornelis Musiusschool, waar Antoons jongste zoon Aad (toen 6 jaar) normaal les kreeg, was een sectie van de Binnenlandse Strijdkrachten (BS) ondergebracht. Zij hielden er enkele Duitse soldaten gevangen. Op 6 mei 1945 probeerde de Wehrmacht hen te bevrijden, wat leidde tot een vuurgevecht. Op 8 mei trokken de geallieerden Delft binnen. De BS kreeg andere taken, zoals het bewaken van gevangen NSB’ers. In augustus 1945 werd de BS opgeheven.

Voedseldropping door de geallieerden

In april 1945 dreigde in West-Nederland hongersnood. Door blokkades konden voedseltransporten de steden niet meer bereiken. De geallieerden besloten over te gaan tot voedseldroppings. Op 29 april meldde de BBC dat vliegtuigen van de Royal Air Force zouden overvliegen. Eén van de droppings vond plaats boven weilanden bij Delft. Honderden pakketten met voedsel kwamen naar beneden, gevolgd door meer droppings in de dagen erna. De zware vliegtuigen openden hun luiken en wierpen zakken met levensmiddelen af. Ze werden juichend onthaald door de hongerige bevolking.

De bevrijding en oorlog in Indonesië

Op 5 mei 1945 kwam het bericht dat Nederland bevrijd was. Vele Delftenaren gingen naar de Markt om dit te vieren, zwaaiend met Nederlandse vlaggen. Tot hun teleurstelling liepen er nog steeds Duitse soldaten rond, en van de bevrijders was nog niets te zien. In de dagen daarna waren er nog schietpartijen en ongeregeldheden. Pas op 8 mei trokken Canadese legerwagens en Engelse troepen Delft binnen. Ze werden juichend onthaald en op meerdere plekken in de stad werd de bevrijding feestelijk gevierd.

Maar voor Wim, de zoon van Antoon van der Drift, was de oorlog nog niet voorbij. In Indonesië, toen nog Nederlands-Indië, riep Soekarno kort na de Japanse capitulatie op 17 augustus 1945 de onafhankelijkheid uit. Nederland erkende die niet en probeerde het koloniale gezag met geweld te herstellen. Wat volgde was een oorlog die tot 1949 zou duren.

Vanaf maart 1946 trokken Nederlandse troepen Indonesië binnen. De Nederlandse overheid sprak destijds eufemistisch van 'politionele acties', maar in werkelijkheid ging het om een grootschalige militaire oorlog. Tienduizenden jonge mannen werden opgeroepen voor dienstplicht, onder wie Antoon’s zoon Wim van der Drift. De familie was bezorgd, maar kon niets doen.

Wim keerde na zijn uitzending gelukkig veilig terug. Bij de boerderij werd hij onthaald met vlaggetjes. Maar de oorlog had diepe indruk op hem gemaakt. Er werd thuis niet over gesproken, maar de littekens bleven. Hij voelde zich niet meer thuis in Nederland, emigreerde eerst naar Nieuw-Zeeland en daarna naar Australië. Daar werd zijn naam Bill, omdat men ‘Wim’ moeilijk kon uitspreken.

De oorlog was eindelijk afgelopen, maar met welke offers. Een tijd van opbouw brak aan.



Op de website van Geschiedenis van Zuid-Holland is te lezen hoe het verder gaat met A.J.M. van der Drift in het verhaal: De geschiedenis van Delftse drukkerij Van der Drift. Hoe het verder gaat met Antoon van der Drift en zijn gezin, dat is te lezen in het verhaal: Familie op twee continenten

Over de auteur

Carla van der Drift haar opa was een neef van A.J.M. van der Drift, de oprichter van drukkerij/uitgeverij Van Der Drift. Zij heeft hem niet gekend, maar raakte wel geïnspireerd door het mediabedrijf doordat de krant de Delftse Post bij haar thuis altijd op de deurmat viel. Later zou zij ook werkzaam zijn bij de media in o.a. fotojournalistiek bij de krant de Delftse Post.

0 reacties

Plaats een reactie

Ontdek meer

Heb jij een verhaal over de Zuid-Hollandse geschiedenis?

Welk verhaal mag volgens jou niet ontbreken op deze website? Deel je verhaal of tip met de redactie! Lees de voorwaarden en tips voor het schrijven van een verhaal.

Ontvang de laatste verhalen in je mailbox

Wil je op de hoogte gehouden worden van nieuwe publicaties? Abonneer je dan op onze nieuwsbrief!

Deze website maakt gebruik van geanonimiseerde cookies om jouw gebruikservaring te optimaliseren en voor de analyse van onze website. Deze cookies kun je niet uitzetten. Bij het tonen en afspelen van YouTube video's worden cookies van derden geplaatst. Deze cookies van derden kun je wel uitzetten. Klik op "Akkoord" als je akkoord gaat met dit gebruik van cookies, klik op "Aanpassen" voor meer informatie en om zelf te bepalen welke cookies deze website plaatst.

Deze website maakt gebruik van geanonimiseerde cookies om jouw gebruikservaring te optimaliseren en voor de analyse van onze website. Deze cookies kun je niet uitzetten. Bij het tonen en afspelen van YouTube video's worden cookies van derden geplaatst. Deze cookies van derden kun je wel uitzetten. Klik op "Akkoord" als je akkoord gaat met dit gebruik van cookies, klik op "Aanpassen" voor meer informatie en om zelf te bepalen welke cookies deze website plaatst.