Naar overzicht

Vergeten geld en oorlogse schandalen: het geheim van de Crooswijksesingel

Hans van Soest
— 1 reacties

Onderstaande tekst is ingezonden door Hans van Soest, die tijdens een verbouwing aan de Crooswijksesingel in Rotterdam een verborgen schat vond. Dit leidde tot een ontdekking van de geschiedenis van het pand, met verrassende en ingrijpende verbanden met de Tweede Wereldoorlog.

De verbouwing rond 1998

Tijdens een verbouwing van onze bovenwoning aan de Crooswijksesingel rond 1998, ruim een eeuw na de bouw in 1895, stuiten we op een goed verborgen schat. De woonverdieping kent nog de oorspronkelijke voor-, tussen- en achterkamer, van elkaar gescheiden door kastenwanden en schuifdeuren. Daarvan willen we graag een wand opofferen voor een ruimere woonkamer.

De tussenmuur heeft kasten aan weerszijden en een schuifdeur. De ruimte tot het plafond is afgewerkt met verticale planken, daaroverheen dunne hardboardplaten en behang. Met een koevoet verwijder ik plank voor plank, tot ik ter hoogte van de schuifdeur een bruine papieren groentezak ontdek. Ik geef hem aan Ina en ga door met het sloopwerk.

Na enkele seconden vraagt ze of ik even wil stoppen om mee te kijken naar de inhoud van de zak. Ze laat een handvol bankbiljetten zien. We spreiden ze uit: tientallen ons onbekende bankbiljetten van 10, 20, 25, 50 en 100 gulden. Er zit zelfs een rolletje biljetten van 1 gulden bij, dat zich niet meer laat uitrollen. Volgens de wikkel zijn het er honderd. De biljetten stammen uit 1945, 1947 en 1949. Opgeteld is het meer dan 6.600 gulden, een klein fortuin in die tijd. Omgerekend zou het nu 35.500 euro zijn.

Tientallen voor ons onbekende bankbiljetten van 10, 20, 25, 50 en 100 gulden. Er zit zelfs een rolletje biljetten van 1 gulden bij.

Ik neem me voor om uit te zoeken van wie dit geld geweest kan zijn. We gaan ervan uit dat de eigenaar zijn geheim mee het graf in heeft genomen. Het duurt echter ruim twintig jaar voordat ik erin duik. Tegen die tijd wonen we er al niet meer.

Niet met het geheim het graf in

In het Stadsarchief vind ik woningkaarten met de chronologische gegevens van alle bewoners van ons huis. De twee bovenverdiepingen zijn lang afzonderlijk verhuurd. Van 1949 tot 1957 woonde hier H.E.J. Knetemann. Met hem staan twee vrouwen op het adres ingeschreven.

De eerste verrassing: de eigenaar van het geld is verhuisd zonder het mee te nemen.
In theorie zou het kunnen dat een bewoner naderhand het geld heeft verstopt, maar aangezien het alleen om biljetten van 1945 tot 1949 gaat, lijkt me dat sterk.

Wie was H.E.J. Knetemann? Een eerste zoekronde op internet levert gelijk een hit op. Joodserfgoedrotterdam.nl vermeldt dat Abraham Koopman uit Den Haag eind 1942 gedwongen werd panden in de Dorpsstraat in Barendrecht te verkopen aan Hendrik Eduard Johan Knetemann, die toen woonde aan de Mathenesserlaan 516b in Rotterdam. De koop wordt definitief in 1943. Abraham Koopman was al overleden, in Auschwitz. In een geel kadertje wordt nog terloops gemeld dat Knetemann op 22 juni 1943 werd gearresteerd wegens prijsopdrijving. Na een week werd hij weer vrijgelaten.

Verrassing 2: Knetemann blijkt een boef. Mijn nieuwsgierigheid is nu echt gewekt.

Schandvlek

Het blijkt al snel dat Knetemann niet gedwongen was om te kopen van Koopman. Ze hebben elkaar niet ontmoet. Ik kom er ook snel achter dat dit niet de eerste en zeker niet de laatste keer is dat Knetemann panden van Joodse eigenaren koopt.

De huizenhandel waar hij zich mee inlaat, is een van de schandvlekken van de Tweede Wereldoorlog. Ruim 10.000 panden en stukken grond in Nederland worden vanaf 1941 door de Duitsers onteigend, terwijl de Joodse eigenaren elders ondergedoken of op transport zijn gezet naar werk- of vernietigingskampen. Het vastgoed wordt vervolgens via het Algemeen Nederlands Beheer van Onroerende Goederen (ANBO), een speciaal daarvoor in het leven geroepen makelaarsorganisatie, doorverkocht aan Nederlandse ondernemers en vastgoedhandelaren. Voor de Duitsers is het handig als de bezittingen snel in Nederlandse handen overgaan. Het is efficiënt en past in het ariseringsproces van de nazi-bezetter.

Verkaufsbücher

De Duitsers houden de verkopen van Joods onroerend goed bij in de Verkaufsbücher. In achttien exemplaren (deel 1 ontbreekt) staan ruim 7.000 transacties. Vaak worden meerdere panden van dezelfde eigenaar in één keer verhandeld. Geregistreerd is onder meer de Joodse eigenaar, de notaris en de eerste koper, vaak een tussenpersoon die de panden snel weer doorverkoopt. In een flink aantal gevallen is de koper een gemeente. De gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Groningen, Leeuwarden en Utrecht kochten Joodse woningen, soms met het idee om stadsvernieuwing te vereenvoudigen.

In de Verkaufsbücher komen 141 of 142 individuele Rotterdamse kopers voor. Vijf van hen hebben 16 tot 31 transacties op hun naam hadden staan. Bij Knetemann telde ik 56 transacties, ter waarde van 1.364.950 gulden.

Potentiële kopers zijn er genoeg, want de economie draait al snel na de bezetting weer op volle toeren, maar veel investeringsmogelijkheden zijn er niet. Vastgoed is populair. Zelfs Radio Oranje stimuleert vanuit Londen Nederlandse burgers om vastgoed te kopen. Bonafide vastgoed wel te verstaan, want tegen de koop van joodse bezittingen spreekt Radio Oranje zich stellig uit.

In Rotterdam zijn woningen extra gewild omdat een groot deel van de binnenstad is gebombardeerd. Beschikbare huizen gaan dus snel van de hand, maar aan Joodse huizen branden mensen liever niet de vingers – althans, niet officieel. Het helpt enorm als verwijzingen naar de joodse eigenaren uitgewist worden.

Notarissen spelen hierbij een cruciale rol, zo ontdekt historicus Raymund Schütz, die hierover een proefschrift schrijft. Knetemann komt in zijn studie verschillende keren naar voren, steeds in verband met de notaris E.J.M. de Kat. Knetemann en De Kat weten dat het om joods eigendom gaat, maar de volgende koper weet dat vaak niet, of doet alsof hij het niet weet, omdat Knetemanns naam in de eigendomspapieren staat.

Knetemann zelf vertelt in 1947 over zijn betrokkenheid bij de verkoop van Joods vastgoed. Hij zegt: "Omstreeks half 1942 kwam P.B. De Graaf bij mij met het verzoek om enige panden aan de Ackerdijkstraat voor hem te kopen. Ik kwam te weten dat deze panden in beheer waren gegeven bij ANBO, dat deze panden onteigend joods bezit was. Ik kon die panden kopen. Van ANBO kreeg ik later een lijst met woningen die door ANBO verkocht werden." Uiteindelijk zal hij in de oorlogsjaren officieel bij 56 transacties betrokken zijn. Zelf spreekt hij van de koop van 200 huizen. Hij vertelt niet dat er bij veel verkopen zwart geld onder de tafel wordt geschoven.
Verrassing 3: Knetemann is op dit gebied de grootste boef van Rotterdam!

Oh, ironie

Bij die 200 woningen horen ook twee panden aan de Crooswijksesingel, de straat waar hij ironisch genoeg vier jaar na de oorlog voor zeven jaar neerstrijkt. Het is één van vele transacties en vermoedelijk heeft hij veel woningen snel doorverkocht, zonder dat hij een beeld heeft van welke woningen die hij in ‘bezit’ heeft gehad. Misschien wordt hij in de jaren '50 dagelijks geconfronteerd met zijn daden, of kiest hij bewust een andere route.

Gearresteerd

In het proefschrift van Raymund Schütz lees ik ook voor het eerst dat Knetemann en zijn gezin fanatieke NSB’ers zijn. ‘Bij elke gelegenheid hing de vlag uit en men was tegen hen voorzichtig met zijn woorden’, zo tekent Schütz op uit stukken in het Nationaal Archief.

Net voor het einde van de oorlog, op 12 april 1945, wordt het gezin Knetemann aangehouden in Groningen. Mogelijk zijn ze al een tijdje op de vlucht voor de geallieeerden, richting Duitsland of het oosten en noorden van Nederland. In 1945 komen NSB’ers die naar Duitsland gevlucht zijn allemaal noodgedwongen weer terug de grens over. Uit stukken wordt verder duidelijk dat vader bij zijn aanhouding ook al in beeld is voor de handel in Joodse panden.

Hoe lang de andere gezinsleden gevangen zaten, heb ik niet kunnen achterhalen, maar in ieder geval korter dan vader. In 1947 pleit mevrouw Knetemann voor de vrijlating of vervroeging van het proces van haar man. Ze is verbolgen dat hij nog steeds vastzit, terwijl ze mensen tegenkomt die minstens zulke erge dingen hebben gedaan. Eigenlijk vindt ze zelfs dat haar man in de oorlog niets verkeerd heeft gedaan. Voor de oorlog had hij nog zoveel goeds gedaan voor de samenleving. Ze schrijft dat hij meer dan dertig jaar voorzitter was van de Oranje Vereeniging het Centrum in Rotterdam, die hij zelfs oprichtte. Ook was hij oprichter en voorzitter van de Rotterdamse gezondheidsvoorzieningen ‘Steunt het arme zwakke kind’, waarvan meer dan 1000 Rotterdamse kinderen konden profiteren.

De Rotterdamsche Gezondheidskolonie Steunt het arme zwakke kind hangt aan de Oranjevereniging Centrum. In het Nationaal Archief kwam ik een brief tegen van Knetemann aan leden van de Gezondheidskolonie. Hij zoekt kinderen die langs de deuren willen gaan om te collecteren voor vakantiereisjes voor minder bedeelde kinderen. De vereniging lijkt vooral op te komen voor de belangen van (kinderen van) NSB-sympathisanten. In die brief spreekt hij de leden aan met kameraden. Veel van hun kinderen, zo schrijft hij, zijn al mee geweest tijdens eerdere uitstapjes.

NSB, voor betere sociale belangen voor de werkman

Dit leidt echter niet tot vrijlating. Op 16 juni 1947 moet Knetemann voor het Tribunaal in Rotterdam verschijnen, terwijl hij op dat moment vastzit in het Bewarings- en verblijfkamp Korte Geer in Delft. Knetemann wordt beschuldigd van 'voordeel trekken uit maatregelen van de vijand' en 'hulp en steun verlenen aan de vijand of diens handlangers'. De aanklacht betreft vooral zijn handel in Joods onroerend goed, en daarnaast wordt hij aangeklaagd voor zijn NSB-lidmaatschap.

In het dossier zit een verhoor door de politieke recherche van Rotterdam, waarin hij uitlegt waarom de NSB hem trok: "Door de oorlog 14-18 kwam ik tot de overtuiging dat er op sociaal terrein een en ander mankeert en dat er de nodige verbetering moest komen vooral op het gebied van hulp en steunregeling aan armen. Daarom sloot ik mij aan bij de Rotterdamse gezondheidsvoorzieningen. Doordat ik in 1933 veel lectuur ontving van de NSB, vestigde zich bij mij de mening dat door deze beweging de mogelijkheid bestond dat voor de werkman betere sociale belangen tot stand zouden worden gebracht. Eind 1943 ben ik geroyeerd omdat ik niet wenste deel te nemen aan de Landwacht. Ik wenste namelijk niet door middel van wapens partijbelangen te behartigen." De Politieke Recherche afdeling Rotterdam bracht na de oorlog onder meer in kaart hoe de handel in Joods bezit in zijn werk ging. Interessant detail is dat zijn zoon Eduard-Ernst in een verhoor vertelt dat zijn ouders tegen zijn zin vanaf 1943 zijn contributie voor de NSB betalen.

Tijdens de detentie heeft het thuisfront zijn eigen problemen. Mevrouw Knetemann schrijft aan de Stichting Toezicht Politieke Delinquenten dat de Binnenlandse Strijdkrachten al hun bezittingen in beslag hebben genomen. Ze vraagt de stichting om het ‘hoogstnodige voor de huishouding’. Moeder en dochter wonen inmiddels niet meer op de chique Mathenesserlaan, maar in een kelder op de Noordsingel bij een van Knetemanns medeplichtigen tijdens de oorlog, Evert Frederik Scheffel.

Failliet en gescheiden

Huisschilder E.F. Scheffel heeft 25 of 26 transacties op zijn naam staan in de Verkaufsbücher. Waaronder Noordsingel 139, waar hij zelf gaat wonen. Na de oorlog wordt het beheer over Scheffels bezittingen door het Nederlandse Beheersinstituut (NBI) overgenomen, ik vermoed omdat hij ten onrechte voor NSB’er wordt aangezien. Deze vergissing wordt al in 1945 rechtgezet, maar het beheer blijft bij het NBI. Daar komt in 1947 een verzoek van een notaris binnen voor rechtsherstel van de eigenaresse van het pand aan de Noordsingel, mevrouw L.M. Velleman-Eyl. Zij is in 1943 overleden in Auschwitz. In 1948 besluiten de erven dat terugvorderen niet rendabel is omdat de hypotheek die op het huis rust hoger is dan de taxatiewaarde. Wat er met het pand gebeurt, is niet duidelijk. Ik kom er zo wel achter dat Scheffel na de oorlog is achtervolgd door vorderingen en processen. Illustratief is een kort briefje, dat het NBI stuurt aan een schuldeiser. ‘Inmiddels [zijn] zoveel vorderingen ingesteld dat die de activa verre overtreffen, zodat voorlopig niet tot uitbetaling kan worden overgegaan.’ Zijn vrouw scheidt van hem en hij wordt failliet verklaard. Medelijden voel ik niet. In zijn dossier zit een brief van een huizenkoper die met hem in zee is gegaan en daar veel spijt van heeft. Scheffel staat volgens hem bekend als loenenaar, wat zoveel betekent als verrader, oneerlijk en onbetrouwbaar persoon.

‘Principieel geen bezwaar’

In de verhoren komt de handel in Joods bezit ter sprake. Knetemann zegt daarover: "Sinds 1913 handel ik in huizen, sinds 1920 ben ik ook bouwkundige. Ik zag in de handel (in joodse woningen) geen kwaad, daar de notarissen hun bemiddeling eraan verleenden en door hypotheekbanken zonder enig bezwaar hypotheek werd verstrekt. Persoonlijk was ik de mening toegedaan dat de Duitsers niet het recht hadden deze panden te onteigenen en verkopen, maar principieel had ik geen bezwaar tegen deze handel. Ik heb ongeveer 200 huizen, afkomstig uit Joods bezit, van het ANBO gekocht. Bijna nooit alleen, maar met mejuffrouw Griekspoor, een zekere Scheffel, wonende te Noordsingel, Niel, Van Driel. Met z’n tweeën, drieën of vieren. Ik ben opgetreden als verkoper, transporteur of bemiddelaar. Uit den aard der zaak heb ik niemand gezegd dat hij Joods bezit kocht. Maar als ernaar werd gevraagd, heb ik zonder uitzondering steeds gezegd dat zij Joods bezit kochten. Ikzelf heb zeer weinig direct aan particulieren verkocht. Ik verkocht meestal op voorlopige koopakte aan andere kooplui. Ik was zo’n beetje als grossier te beschouwen."

Aan het eind van de oorlog heeft Knetemann nog zes panden in bezit. Tijdens de rechtszaak zegt hij over die woningen: [Tegen verkoop aan mij] van zes panden Ochterveltstraat 24 tot 34 heb ik nooit principieel bezwaar gehad, daar het geld wat den verkoop opbracht, ten behoeve van den jood gestort werd bij bank Lippman en Rosenthal te Amsterdam . Nu deze zaak zo gelopen is heb ik ontzettend veel spijt dat ik mij met deze handel heb ingelaten. Meer kan ik u niet verklaren.’

De echte eigenaar van de huizen in de Ochterveltstraat

‘Den jood’, van wie de zes panden in de Ochterveltstraat zijn, is Willem Henriques. Hij woont met zijn vrouw Mietje Brandon en twee kinderen op nummer 26. De andere huizen verhuurt hij. Henriques is een welvarende koopman met veel bezittingen in Rotterdam. De panden worden na de arrestatie van Knetemann in beheer genomen door het NBI. Daar meldt zich al snel notaris Sillevoldt, die toestemming krijgt om bewindvoerder te worden voor Henriques. De koopman heeft op dat moment de status ‘afwezig’. Kennelijk is op dat moment nog niet bekend of hij de oorlog heeft overleefd of waar hij zich bevindt. Het enige familielid, waarvan met zekerheid gezegd kan worden dat ze nog leeft, is een kleindochter, die op dat moment in Amerika woont.
Voor de panden in de Ochterveltstraat vraagt hij rechtsherstel aan. Dat wil zeggen dat de panden, die inmiddels worden beheerd door het Nederlandse Beheersinstituut (NBI), weer overgedragen worden aan Henriques of de erven. In februari 1946 stuurt het NBI een brief aan de notaris. Rechtsherstel ‘zal mogelijk zijn’, maar het NBI wacht op instructies, die ‘nog moeten komen van de afdeling onroerend goed van de Raad voor het Rechtsherstel in Den Haag’. Het laatste dat in het dossier van Willem Henriques is opgenomen, is een verklaring van het NBI, waarin staat dat ‘overlijden van de betrokkenen is ingeschreven in Register Burgerlijke stand in Rotterdam. Bepaalt dat de voorziening met betrekking tot Willem Henriques en Mietje Brandon wordt ingetrokken met ingang van 23-12-1948. Onduidelijk is of het tot rechtsherstel is gekomen.
Willem en Mietje Henriques blijken beide op 15 oktober 1942 te zijn overleden in Auschwitz, vermoedelijk vergast direct bij aankomst.

Veroordeeld

In de uitspraak van de rechter staat onder meer dat Knetemann betrokken is bij ongeveer 200 transacties, waarbij hij ten minste 134.399 gulden winst maakt. Bij de straf wordt meegewogen ‘dat beschuldigde is te beschouwen als een der hoofdpersonen bij de handel in joods onroerend goed.’
Volgens opgave van het Nederlands Beheersinstituut zou Knetemann op dat moment een vermogen hebben van ruim 47.000 gulden, waaronder de zes woningen in de Ochterveltstraat . Dit wordt in zijn geheel in beslag genomen. Daarnaast wordt hem het kiesrecht ontnomen voor het leven. Knetemann wordt veroordeeld tot twee jaar en zes maanden gevangenisstraf. Vijf maanden na het proces, op 11 oktober 1947, komt hij vrij.

Blijft de vraag: waar komt dat geld nou vandaan?

Natuurlijk blijft na het onderzoek de vraag hangen hoe het kleine fortuin vergaard is en waarom het boven de schuifdeur is achtergebleven.

De eerste vraag, hoe kwam hij eraan? Halverwege 1947 worden al zijn bezittingen afgenomen en enkele jaren daarna verstopt hij zoveel geld achter een scheidingswandje. Ik heb niet kunnen vinden of bedenken wat een logische verklaring kan zijn.

Het lijkt niet waarschijnlijk dat het direct op de winst uit de huizenhandel in de oorlog is terug te voeren, of hij moet een ingewikkelde constructie hebben gebruikt. Na de oorlog heeft minister Lieftinck namelijk een heel drastische manier bedacht om de enorme hoeveelheid zwart geld die in de samenleving opgepot is, ook door mensen als Knetemann, uit de markt te halen. Iedereen krijgt op 26 september 1945 tien gulden. Alle bestaande bankbiljetten worden ongeldig verklaard. Vervolgens moet iedereen aantonen dat hij bonafide aan zijn geld gekomen is. Als dat klopt, krijgt de burger zijn geld in nieuwe biljetten. Het zou erg knap zijn als dat Knetemann is gelukt. Zeker omdat hij jaren in de gevangenis zit.

Een andere mogelijkheid is dat het geld van zijn vrouw of dochter is.

En dan de tweede vraag: waarom is het achtergebleven? Heeft hij op meer plaatsen in het huis geld verstopt en vergeet hij deze zak? Weet hij dat hij geld verstopt heeft, maar heeft hij geen idee meer waar? Of is hij het sowieso vergeten. En komt hij er op enig moment na de verhuizing tot zijn grote schrik achter?

Daar hoop ik een beetje op.

1 reacties

Ton Geenen 30 januari 2025

Ik ben Ton Geenen, Amateur Historicus van Crooswijk-Rotterdam .Ik heb belangstelling om dit bericht ook te vermelden op mijn website "eencrooswijkervertel.nl" ook hierbij mijn Email: ton@eencrooswijkervertel.nl" ik hoop een reactie.

Redactie 11 februari 2025

Beste heer Geenen, naar aanleiding van uw bericht hebben wij uw gegevens met de schrijver gedeeld, zodat deze contact met u kan zoeken. 

Plaats een reactie

Ontdek meer

Heb jij een verhaal over de Zuid-Hollandse geschiedenis?

Welk verhaal mag volgens jou niet ontbreken op deze website? Deel je verhaal of tip met de redactie! Lees de voorwaarden en tips voor het schrijven van een verhaal.

Ontvang de laatste verhalen in je mailbox

Wil je op de hoogte gehouden worden van nieuwe publicaties? Abonneer je dan op onze nieuwsbrief!

Deze website maakt gebruik van geanonimiseerde cookies om jouw gebruikservaring te optimaliseren en voor de analyse van onze website. Deze cookies kun je niet uitzetten. Bij het tonen en afspelen van YouTube video's worden cookies van derden geplaatst. Deze cookies van derden kun je wel uitzetten. Klik op "Akkoord" als je akkoord gaat met dit gebruik van cookies, klik op "Aanpassen" voor meer informatie en om zelf te bepalen welke cookies deze website plaatst.

Deze website maakt gebruik van geanonimiseerde cookies om jouw gebruikservaring te optimaliseren en voor de analyse van onze website. Deze cookies kun je niet uitzetten. Bij het tonen en afspelen van YouTube video's worden cookies van derden geplaatst. Deze cookies van derden kun je wel uitzetten. Klik op "Akkoord" als je akkoord gaat met dit gebruik van cookies, klik op "Aanpassen" voor meer informatie en om zelf te bepalen welke cookies deze website plaatst.