Naar overzicht

Het ambacht van de korenmolenaar

Willem Roose

Al zolang er menselijke beschavingen zijn, wordt graan gemalen tot meel, om brood van te bakken. Lees meer over de geschiedenis van korenmolens en het ambacht van de molenaar in Zuid-Holland. Van getijdenmolens en 'loongemaal' tot maalderijen en de oorsprong van het gezegde 'wie het eerst komt, wie het eerst maalt'. 

Getijdemolens en standerdmolens

In de vroege oudheid werd graan gemalen met hand gedreven maalsteentjes, later werd er gebruik gemaakt van de natuurkrachten. In vele landen kon men de kracht van stromend water gebruiken, maar in het vlakke Nederland ontbraken snel stromende riviertjes veelal en bleef het gebruik van dit soort watermolens beperkt tot Limburg en de oostelijke delen van Overijssel, Gelderland en Noord-Brabant. In Zuid-Holland was er wel een variant op de watergedreven molen, namelijk de getijdemolen: bij vloed liet men een bassin vol met water lopen en bij eb liet men dit weer leeglopen, waarbij men een rad aandreef dat (bijvoorbeeld) maalstenen aandreef om meel te maken. In Brielle, Dordrecht, Geervliet, Goedereede en Oud-Beijerland korenmolens hebben ooit dergelijke molens gestaan, maar deze zijn allen reeds lang verdwenen.

In het winderige Zuid-Holland had men dus meer aan een windmolen, die waarschijnlijk zijn oorsprong vindt in het Vlaanderen van eind 12e eeuw. In de daarop volgende eeuwen werden ook in ons land steeds meer windmolens gebouwd. Aanvankelijk betrof dat standerdmolens, volledig houten molens waarbij de maalstenen zich in de grote houten bovenbouw (‘kast’) bevinden, die in zijn geheel naar de juiste windrichting kan worden gedraaid (‘gekruid’). Ook deze molens zijn reeds lang uit Zuid-Holland verdwenen, al bouwde men in de jaren tachtig van de vorige eeuw twee replica’s, te weten ’t Vliegend Hert in Brielle (1985) en molen De Put in Leiden (1987). Met enige fantasie zou je de nog bestaande Rietveldse Toren in Delft als standerdmolenrestant kunnen beschouwen, want hierop stond tussen circa 1610 en 1641 een dergelijke molen.

Wonen op een korenmolen

Bijna alle nog bestaande korenmolens in onze provincie zijn van het type bovenkruier waarbij – hier zit logica in – alleen het bovenste deel (de kap) naar de wind kan worden gekruid. Uitzondering is de korenmolen Nieuw Leven in Hazerswoude die een wipmolen is – een type dat hoofdzakelijk voor polderbemaling werd gebruikt – en als zodanig een vreemde eend in de bijt.

Een typisch kenmerk van Zuid-Hollandse korenmolens was dat sommigen van oudsher bewoond waren. Dat is zeer gebruikelijk bij poldermolens, maar bij korenmolens stuit zoiets vaak op problemen als stofoverlast en een onhandige inperking van de bedrijfsruimte. Het waren dan ook meestal de grote kapitale stadsmolens die bewoond werden. Dat is nog steeds het geval bij molen De Roode Leeuw in Gouda, De Windhond in Woerden (tot 1989 een Zuid-Hollandse stad) en ook museummolen De Valk in Leiden was oorspronkelijk bewoond. Dat ook een kleine dorpskorenmolen als in Reeuwijk van oorsprong werd bewoond, mag vrij uitzonderlijk worden genoemd. Dat geldt ook voor de nog bestaande en veel kleinere korenmolen in Goedereede en waarschijnlijk ook die van Rockanje.

Gemalen werd er met koppels stenen. De naam zegt het al: een koppel bestaat uit twee stenen waarvan de onderste (de ‘ligger’) vast ligt en de bovenste (de ‘loper’) daarover heen draait. In Zuid-Holland vind je globaal twee soorten stenen: de relatief zachte natuurstenen (meestal van gestold basaltlava, ‘blauwe stenen’ genoemd) voor tarwe, rogge en – meer recent – spelt, zeg maar voor de bakker. En daarnaast de wat ruwere, harde kunststenen die zijn gegoten van kwarts en amaril en meer geschikt zijn voor de wat hardere – taaiere granen als maïs, gerst en haver. Zeg maar voor het veevoeder voor de boeren.

Pellen, zeven en pletten

Pelmolens, waarbij gerst gepeld werd tot gort - dat vroeger een soort volksvoedsel was voor de aardappel zijn intrede deed - hebben ook in Zuid-Holland gestaan, maar zijn thans allemaal verdwenen. Opmerkelijk is dat molen Het Fortuin in het Nederlands Openluchtmuseum Arnhem, die tot 1920 in Delft stond, nog wel een pelsteen heeft. Althans, zo leek het heel lang. Nader onderzoek toonde aan dat deze echter niet voor het pellen van gerst werd gebruikt, maar voor het ‘schillen’ van tarwe. Hierbij werd de buitenste schil van de tarwekorrel verwijderd, waardoor het meel witter wordt. Zeeft men dit meel, dan wordt de bloem ook witter (en dat was in die tijd een kwaliteitseis). Ook de grote stadskorenmolens in Rotterdam – die inmiddels allemaal verdwenen zijn – hadden vaak zo’n pelsteen, die dus wellicht beter ‘schilsteen’ genoemd kan worden; in Duitsland bestaat hiervoor de term “Spitzengang”. 

Later werden molens vaker uitgerust met graan-reinigingsmachines waarbij doormiddel van lucht en zeven het stof en andere onregelmatigheden uit het graan verwijderd werden; het kaf van het koren scheiden zogezegd. Een buil is een zeefmachine waarmee men de zemelen en griezen uit het volkoren (tarwe)meel kan zeven voor de productie van witte bloem. De toepassing hiervan in Zuid Holland bleef hoofdzakelijk beperkt tot de eilanden. Een wals is een industrieel maalwerktuig dat zijn oorsprong heeft in de moderne meelfabrieken. In sommige molens is deze in meer recente tijden aan de inventaris toegevoegd voor het pletten van granen: de dan ontstane graanvlokken ziet men soms als decoratie bovenop het brood en vormen ook de basis van diverse soorten muesli.

Wie het eerst komt, wie het eerst maalt

In vroeger tijden bestond het werk van de korenmolenaar uit ‘loongemaal’, dat wil zeggen dat de klant zelf het graan naar de molen bracht en het meel later zelf weer ophaalde of er ter plaatse op bleef wachten. Hier komt de uitdrukking ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’ vandaan. Later schaften sommige molenaars paard en wagen aan en gingen zelf het graan ophalen en het meel rondbrengen voor hun klanten.

Als een molenaar deze stap had gemaakt, dan konden zijn collega’s in de omgeving eigenlijk niet meer achter blijven. Paard en wagen werden in de loop van de vorige eeuw vervangen door vrachtwagens en dat was ook om een andere reden essentieel. Het loongemaal was inmiddels goeddeels vervangen door handelsgemaal: de molenaar was zelf de inkoper van het graan geworden en verkocht zijn product meel – met winst uiteraard – aan zijn klanten. Hiervoor was het tevens noodzakelijk dat er meer opslagruimte in of bij de molen voorhanden was.

Maalderijen

Rond 1900 kwamen tevens de verbrandingsmotoren in zwang waarmee de maalstenen ook konden draaien bij windstilte. Wat gold voor de aanschaf van paard en wagen, gold ook voor de aanschaf van zo’n hulpmotor: deed een molenaar zo’n investering, dan moesten zijn collega’s in de omgeving wel volgen, want ook zij wilden niet meer 100% afhankelijk zijn van de windkracht. Een mooi voorbeeld van een molen met zo’n hulpaandrijving staat in Goidschalxoord. In de schuur naast de molen stond vroeger een stoommachine die bij windstilte het complete gaandewerk van de molen kon aandrijven. Tegenwoordig staat hier een Ruston-dieselmotor en deze is enige tijd geleden ook weer bedrijfsvaardig gemaakt.

Hulpmotor of niet, uiteindelijk konden de kleinschalige molenaarsbedrijven het niet winnen van de grootschalige meelindustrie en één voor één kwamen zij buiten bedrijf. Eigenlijk was het honderd jaar geleden in Zuid-Holland als zo goed als afgelopen met kleinschalige (wind)molenaarsbedrijven die het meel voor de bakkers maalden. Uitzonderingen bleven -tot aan de Deltawerken- de molens op de eilanden vanwege hun geïsoleerde. Ook Jan Hoogendoorn van voornoemde molen De Windhond in Woerden moet in dat kader genoemd worden. Als laatste in verre omstreken bleef hij tot medio jaren zeventig met zijn molen voor bakkers malen. Het produceren van veevoeder was iets langer lonend, maar ook hier kwam na de Tweede Wereldoorlog, met de komst van grote veevoederfabrieken, een einde aan. 

Dankzij het provinciale molenbeleid in Zuid-Holland konden veel molens nog wel bijtijds gered worden, al geldt dit helaas niet voor de vele karakteristieke maalderijen bij de molens die de molenaar van meel voorzagen bij windstilte. Staan nagenoeg alle molens tegenwoordig op de monumentenlijst, de maalderijen – voor zover nog aanwezig – zijn nog steeds vogelvrij. Een interessant exemplaar vindt men onder andere bij de molen van Rockanje. In Abbenbroek zijn naast de molen – zeer uitzonderlijk – ook de naastgelegen molenschuur en het molenaarshuis op de monumentenlijst geplaatst.

Ambachtelijk malen

Door de stijgende populariteit van volkorenbrood in de jaren zeventig ontstond ook een stijgende vraag naar volkorenmeel. In dat kader werd in 1974 het Ambachtelijk Korenmolenaarsgilde opgericht met als doel weer zoveel als mogelijk volkorenmeel met klassieke windmolens te produceren en het vak voor uitsterving te behoeden. De weinige nog actieve korenmolenaars leerden het vak weer aan een nieuwe generatie molenaars en zo kwamen steeds meer molens weer (beroepsmatig) in bedrijf. De molen waar deze ‘revolutie’ van start ging was De Vrijheid in Schiedam waar verschillende molenaars in loondienst van een stichting vele tonnen per week maalden voor de leden van het Echte Bakkersgilde. 

Deze topjaren zijn inmiddels voorbij, maar nog steeds wordt er op De Vrijheid vrijwel dagelijks gemalen voor bakkers in de wijde omgeving. Op vele andere korenmolens in de provincie wordt ook nog regelmatig gemalen, al gebeurt dat meestal door een groep vrijwillige molenaars op zaterdagen. Dankzij de populariteit van de broodbakmachine en programma’s als ‘Heel Holland bakt’ zit er weer een stijgende lijn in de omzet voor de particuliere thuisbakkers. In of bij vele Zuid-Hollandse korenmolens vindt men tegenwoordig een winkeltje waar deze klanten een ruim assortiment aan bakproducten kunnen kopen.

Meer weten? Op de website van het Gilde van Molenaars vind je meer informatie over het ambacht van molenaar. Op zoek naar een molen bij jou in de buurt waar op ambachtelijke wijze graan wordt gemalen? Een overzicht vind je op de website van het Ambachtelijk Korenmolenaarsgilde

Over de auteur

Willem Roose is molenaar, molenkenner en tekstschrijver. Hij publiceert achtergrondartikelen in onder meer tijdschrift De nieuwe Molenwereld en is de auteur van diverse molenboeken, zoals het eind 2024 verschenen 'De Zandweg, een korenmolen in Charlois door de eeuwen heen'.

0 reacties

Plaats een reactie

Ontdek meer

Heb jij een verhaal over de Zuid-Hollandse geschiedenis?

Welk verhaal mag volgens jou niet ontbreken op deze website? Deel je verhaal of tip met de redactie! Lees de voorwaarden en tips voor het schrijven van een verhaal.

Ontvang de laatste verhalen in je mailbox

Wil je op de hoogte gehouden worden van nieuwe publicaties? Abonneer je dan op onze nieuwsbrief!

Deze website maakt gebruik van geanonimiseerde cookies om jouw gebruikservaring te optimaliseren en voor de analyse van onze website. Deze cookies kun je niet uitzetten. Bij het tonen en afspelen van YouTube video's worden cookies van derden geplaatst. Deze cookies van derden kun je wel uitzetten. Klik op "Akkoord" als je akkoord gaat met dit gebruik van cookies, klik op "Aanpassen" voor meer informatie en om zelf te bepalen welke cookies deze website plaatst.

Deze website maakt gebruik van geanonimiseerde cookies om jouw gebruikservaring te optimaliseren en voor de analyse van onze website. Deze cookies kun je niet uitzetten. Bij het tonen en afspelen van YouTube video's worden cookies van derden geplaatst. Deze cookies van derden kun je wel uitzetten. Klik op "Akkoord" als je akkoord gaat met dit gebruik van cookies, klik op "Aanpassen" voor meer informatie en om zelf te bepalen welke cookies deze website plaatst.